Een vast fundament

Les 15b

Het kind en de kleinkinderen van Abraham (b)

Deze les kan ook gecombineerd worden met les 16.

Thema: God is betrouwbaar; Hij verandert nooit

Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

God beloofde Jakob dat de komende Verlosser één van zijn nakomelingen zou zijn. Jakob wist zeker dat de beloften die aan z’n opa Abraham en zijn vader Isaäk gegeven waren, nu aan hem waren gegeven. Nadat hij vele jaren in Mesopotamië geweest, keerde Jakob terug naar Kanaän. Jakob was inmiddels getrouwd en had twaalf zonen.

De Heere maakte Adam en gaf hem zijn vrouw, Eva. Eén man en één vrouw, zo wil de Heere het huwelijk. Jakob deed net als de zondige mensen om hem heen, hij had wel vier vrouwen. In de tenten van Jakob was er tussen de vrouwen, maar ook bij de kinderen van die verschillende vrouwen vaak ruzie. Als je tegen de geboden en regels van de Heere ingaat, geeft dat geen vrede.

Jozef, Jakobs lievelingszoon

Jozef, één van de twaalf zonen van Jakob, was het lievelingetje van zijn vader. Zijn broers haatten hem. Dat kwam ook omdat de vader Jozef altijd meer aandacht en mooie dingen gaf dan de andere zonen. Dat de broers Jozef haatten, werd erger doordat Jozef alle verkeerde dingen die zijn broers deden doorvertelde aan zijn vader Jakob. Jozef wil de Heere dienen. Jozef wil leven zoals de Heere wil. Hij ziet dat zijn broers een heel andere weg gaan, heel anders leven.

Luister maar wat er in de Bijbel staat over Jozef:

Genesis 37
1 Jakob woonde in het land waar zijn vader als vreemdeling gewoond had, in het land Kanaän.
2 Dit zijn de afstammelingen van Jakob. Jozef, zeventien jaar oud, hoedde gewoonlijk het kleinvee met zijn broers – hij was een jonge man – met de zonen van Bilha en met de zonen van Zilpa, de vrouwen van zijn vader. En Jozef bracht het kwade gerucht over hen aan zijn vader over.
3 Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem een zoon van zijn ouderdom. Ook liet hij een veelkleurig gewaad voor hem maken.
4 Toen zijn broers zagen dat hun vader hem meer liefhad dan al zijn broers, haatten zij hem en konden niet vriendelijk meer tot hem spreken.
5 Ook had Jozef een droom, die hij aan zijn broers vertelde; daarom haatten zij hem nog meer.
6 Hij zei tegen hen: Luister toch naar deze droom die ik gehad heb.
7 Zie, wij waren midden op de akker schoven aan het binden; en zie, mijn schoof stond op en bleef ook overeind staan. En zie, jullie schoven kwamen om hem heen staan en bogen zich voor mijn schoof neer.
8 Toen zeiden zijn broers tegen hem: Wil je dan soms over ons regeren? Wil je dan soms over ons heersen? Daarom haatten zij hem nog meer, vanwege zijn dromen en vanwege zijn woorden.
9 Hij kreeg nog een andere droom, en vertelde ook die aan zijn broers. Hij zei: Zie, ik heb weer een droom gehad; en zie, de zon, de maan en elf sterren bogen zich voor mij neer.
10 Toen hij dit aan zijn vader en zijn broers vertelde, bestrafte zijn vader hem en zei tegen hem: Wat is dat voor een droom die je gehad hebt? Moeten wij, namelijk ik, je moeder en je broers, soms naar je toe komen om ons voor jou ter aarde neer te buigen?
11 Zijn broers waren jaloers op hem, maar zijn vader hield de zaak in gedachten.

12 Eens gingen zijn broers weg om het kleinvee van hun vader te hoeden bij Sichem.
13 Toen zei Israël tegen Jozef: Weiden je broers het vee niet bij Sichem? Ga, ik stuur je naar hen toe. Hij zei tegen hem: Zie, hier ben ik.
14 En hij zei tegen hem: Ga toch en zie de welstand van je broers en de welstand van de kudde en breng verslag aan mij uit. Zo stuurde hij hem het dal van Hebron uit, en hij kwam naar Sichem.

17…. Jozef ging zijn broers achterna en trof hen aan bij Dothan.
18 Zij zagen hem al van ver; en nog voor hij in hun nabijheid gekomen was, beraamden zij een listig plan tegen hem om hem te doden.
19 Zij zeiden tegen elkaar: Zie, daar komt die meesterdromer aan.
20 Nu dan, kom, laten we hem doodslaan en hem in een van deze putten gooien, en wij zullen zeggen: Een wild dier heeft hem opgegeten. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen terechtkomt.

28 Toen er Midianitische kooplieden voorbijkwamen, trokken en tilden zij Jozef uit de put en verkochten zij Jozef voor twintig zilverstukken aan de Ismaëlieten. Die brachten Jozef naar Egypte.

36 De Midianieten verkochten hem in Egypte aan Potifar, een hoveling van de farao en het hoofd van de lijfwacht.

De dromen van Jozef

Jozef kreeg verschillende dromen. Weet je dat de Heere ook tot zijn vader had gesproken, toen deze droomde met de ladder uit de hemel? De broers gingen hem nog meer gingen haten, door de dromen.

God wist precies wat er met Jozefs familie zou gebeuren. Jozef kende zijn toekomst niet, hij wist niet hoe zijn dromen vervuld zouden worden. Maar God maakte het duidelijk dat Jozef de leider van de familie zou worden. God weet alles.

Zie ook Jesaja 46:10. Die vanaf het begin verkondigt wat het einde zal zijn, van oudsher de dingen die nog niet plaatsgevonden hebben; Die zegt: Mijn raadsbesluit houdt stand en Ik zal al Mijn welbehagen doen;

Thema: God weet alles

Jozef werd naar Egypte verkocht

Toen zijn broers ver weg op de schapen pasen, en voor ze zorgden, werd vader Jakob ongerust en hij stuurde Jozef naar ze toe om te kijken hoe het met hen ging. Toen Jozefs broers hem zagen aankomen, bedachten ze een plan om hem te vermoorden. Je hebt dat net gehoord. Maar zo ver kwam het niet. Ze vermoordden hem niet, maar verkochten hem als slaaf naar Egypte. Deze les eindigt in Genesis 39:1, waar staat:

“Jozef was dus naar Egypte gebracht. Potifar, hoveling van de farao, het hoofd van de lijfwacht, een Egyptische man, kocht hem uit de hand van de Ismaëlieten, die hem daarheen gebracht hadden.”

Jozef, degene aan wie God had beloofd dat hij een leider zou worden, was nu een slaaf in Egypte, ver weg van zijn familie en ver weg van zijn geboorteland. Maar God voert elke belofte uit die Hij doet.

Genesis 39
1 Maar de HEERE was met Jozef en bewees hem Zijn goedertierenheid; Hij gaf hem genade in de ogen van het hoofd van de gevangenis.
22 En het hoofd van de gevangenis gaf al de gevangenen die in de gevangenis waren, in de hand van Jozef; al het werk wat men daar deed, deed hij.
23 Het hoofd van de gevangenis zag naar geen enkel ding meer om van wat in zijn hand was, omdat de HEERE met hem was. Alles wat hij deed, liet de HEERE voorspoedig verlopen.

Thema: God is altijd overal; Hij weet alles

God weet de toekomst.
Niet alleen Jozefs toekomst,
maar de toekomst van ons allemaal.

Vragen

  1. Hoeveel zoons had Jacob?
    antw. Jacob had 12 zonen (bij 4 vrouwen).
  2. Wie was de lievelingszoon van Jacob?
    antw. Jozef was de lievelingszoon van Jacob.
  3. Hoe voelden Jozefs broers zich over de bijzondere liefde van vader voor Jozef?
    antw. De broers waren jaloers en ze haatten Jozef.
  4. Wat droomde Jozef?
    antw. Jozef droomde over buigende korenschoven en buigende sterren.
  5. Wat betekenden die dromen van Jozef?
    antw. Die dromen betekenden dat Jozef een bijzondere leidende positie zou krijgen.
  6. Wie zorgde er voor Jozef in zijn periode in Egypte?
    antw. De Heere God zorgde voor Jozef.