Een vast fundament

Les 17

God bewaarde Israel als slaven in Egypte en koos Mozes om het volk te bevrijden

Jesaja 45:22
Wend u tot Mij, word behouden,
alle einden der aarde,
want Ik ben God en niemand anders.

Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

Deze les begint in het tweede boek van de Bijbel: ‘Exodus’. De betekenis van dit woord is ‘Uittocht’. Dit boek vertelt ons hoe God zijn mensen, de Israelieten uit Egypte geleid heeft. God was de Leider van Zijn speciale volk. Wanneer we luisteren naar dit deel van de Bijbel, moeten we bedenken dat het geschiedenis is. Het is echt gebeurd. Laten we ook kijken naar wat God doet: Gods daden laten Zijn karakter zien. God is Dezelfde vandaag, Hij verandert nooit. God is nog steeds de Leider over heel de aarde.

De Bijbelgedeelten die normaliter tussen de leestekst staan, zijn dit keer bovenaan bij de kopjes vermeld. Een klein deel van de Bijbelteksten is als gewoonlijk voluit vermeld vanuit de Herziene Statenvertaling.

A. Het volk Israël groeide en werd rijker

Genesis 50:26, Exodus 12:38. (zie ook les 16 onder C, D en E).

Jozef en de mensen van zijn leeftijd, zijn generatie, stierven in Egypte. De nakomelingen van Jakob en zijn zonen bleven in Egypte wonen, ook al was de droogte voorbij. Zij gingen niet terug naar het land dat God aan Abraham, Isaäk en Jacob beloofd had. Op het moment dat het boek Exodus start, waren er ongeveer 350 jaren voorbijgegaan sinds dat Israël naar Egypte was gegaan om daar te gaan wonen. Israël had al die tijd in Egypte gewoond. De Israëlieten werden rijk in Egypte, ze hadden veel vee.

Exodus 1:7 werden de Israëlieten vruchtbaar en breidden zij zich overvloedig uit. Ze werden talrijk en uitermate machtig, zodat het land vol van hen werd.

Handelingen 7
17 Naarmate echter de tijd van de belofte die God aan Abraham gezworen had, naderbij kwam, groeide het volk en nam in aantal toe in Egypte,
18 totdat er een andere koning opstond, die Jozef niet gekend had.
19 Die ging listig met ons geslacht om en behandelde onze vaderen slecht door hen hun jonge kinderen te vondeling te laten leggen, opdat zij zich niet zouden voortplanten.

B. De kwade plannen van de nieuwe koning

Genesis 12:3 en Genesis 28:14.

Exodus 1
8 Toen trad er in Egypte een nieuwe koning aan, die Jozef niet gekend had.
9 Hij zei tegen zijn volk: Zie, het volk van de Israëlieten is talrijker en machtiger dan wij.
10 Kom, laten wij er verstandig tegen optreden, anders zal het talrijk worden en, mocht het zijn dat er een oorlog uitbreekt, dan zal het zich ook bij onze vijanden aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken.
11 En zij stelden daarom opzichters van herendiensten over het volk aan om het door zijn dwangarbeid te onderdrukken. Het bouwde voor de farao voorraadsteden: Pitom en Raämses.

Later gaf Farao zelfs opdracht om alle pasgeboren jongetjes te vermoorden door ze in de rivier de Nijl te werpen. Het volk mocht absoluut niet groter worden.

Exodus 1:22 Toen gebood de farao heel zijn volk: Al de zonen die geboren worden, moet u in de Nijl werpen, maar al de dochters mag u in leven laten.

Wie was het die Farao leidde in z’n kwade plannen? Satan. Satan haat God en de mens. Maar waarom zou Satan het volk Israël willen vernietigen? Omdat Satan wist dat God had beloofd dat Hij de Verlosser zou zenden die Satan zou verslaan (en de mens uit z’n macht zou bevrijden). En hij wist ook dat God had beloofd dat deze Verlosser uit het volk Israël zou geboren worden.

  1. Satan wist dat de Verlosser een nakomeling van Abraham zou zijn.
  2. Satan wilde het volk Israël vernietigen omdat zij de mensen waren die God had gekozen om zijn verlossingsplan te vervullen in de wereld.
  3. Satan wil niet dat iemand bevrijd wordt uit zijn macht.

Exodus 2
1 Een man uit het geslacht van Levi ging en nam een dochter van Levi tot vrouw.
2 De vrouw werd zwanger en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij mooi was, verborg zij hem drie maanden.
3 Maar toen zij hem niet langer kon verbergen, nam zij voor hem een mandje van biezen en bestreek het met asfalt en pek. Zij legde het kind daarin en zette het tussen het riet aan de oever van de Nijl.
4 En zijn zuster ging op een afstand staan om te weten te komen wat er met hem gedaan zou worden.
5 Toen daalde de dochter van de farao af om zich te wassen in de Nijl. Terwijl haar dienaressen langs de kant van de Nijl liepen, zag zij het mandje midden in het riet. Zij stuurde haar slavin om het te halen.
6 Toen zij het opendeed, zag zij hem, het kind. En zie, het jongetje huilde. Zij kreeg medelijden met hem en zei: Dit is een van de Hebreeuwse kinderen.
7 Toen zei zijn zuster tegen de dochter van de farao: Zal ik voor u een voedster uit de Hebreeuwse vrouwen gaan roepen, die dat kindje voor u de borst kan geven?
8 De dochter van de farao zei tegen haar: Ga maar. Toen ging het meisje de moeder van het kind roepen.
9 En de dochter van de farao zei tegen haar: Neem dit kind mee en geef het voor mij de borst. Ikzelf zal u uw loon geven. De vrouw nam het jongetje mee en gaf het de borst.
10 En toen het jongetje groot geworden was, bracht zij hem bij de dochter van de farao, en hij werd haar tot zoon. Zij gaf hem de naam Mozes. Want, zei ze, ik heb hem uit het water getrokken.
11 In die dagen, toen Mozes groot geworden was en naar zijn broeders vertrok en hun dwangarbeid aanzag, gebeurde het dat hij een Egyptische man zag, die een Hebreeuwse man sloeg, een van zijn broeders.
12 Hij keek om zich heen, en toen hij zag dat er niemand was, sloeg hij de Egyptenaar dood en verborg hij hem in het zand.
13 En hij vertrok de volgende dag, en zie, twee Hebreeuwse mannen waren aan het vechten. Hij zei tegen de schuldige: Waarom slaat u uw naaste?
14 Maar die zei: Wie heeft u tot leider en rechter over ons aangesteld? Zegt u dit om mij te doden, zoals u die Egyptenaar gedood hebt? Toen werd Mozes bevreesd, en hij zei: Deze zaak is beslist bekend geworden.
15 Toen nu de farao van deze zaak hoorde, wilde hij Mozes doden, maar Mozes vluchtte voor de farao en vestigde zich in het land Midian, en zat bij een put.

Thema: Satan vecht tegen God en Zijn wil, Satan is een leugenaar en verleider, hij haat de mens

C. De geboorte van Mozes en het plan van zijn moeder

We hebben zojuist gelezen over de geboorte van Mozes en het plan dat zijn moeder maakte om hem in leven te houden. Mozes’ moeder maakte een biezen kistje, en bestreek dat met asfalt en pek. Moeder Jochebed legde het kleine jongetje in het kistje/mandje en het zette in het riet aan de oever van de Nijl.

Ze vertrouwde God dat Hij voor hun baby zou zorgen. En dit gebeurt op een bijzondere manier.

Hebreeën 11:23 Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang door zijn ouders verborgen, omdat zij zagen dat het een heel bijzonder kindje was. En zij waren niet bevreesd voor het bevel van de koning.

God gebruikte de zus van Mozes en zelfs de dochter van Farao om Mozes te beschermen. Toen gaf God Mozes terug aan z’n eigen moeder, zodat zij hem kon verzorgen totdat hij oud genoeg was om naar de dochter van Farao te kunnen gaan.

God wist nu al dat Hij Mozes wilde gebruiken om de Israëlieten van de slavernij te bevrijden. Hij moest daarvoor goed opgeleid worden.

In het paleis van Farao kreeg Mozes les in allerlei vakken. Hij zal vast hebben moeten leren lezen en schrijven in het Egyptisch en zou hij ook geen rekenlessen hebben gehad? God wist dat Mozes veiliger zou zijn in het huis van Farao dan ergens anders.

Hiërogliefen noem je het schrift van de oude Egyptenaren, waarvan je hier een afbeelding ziet.
Handelingen 7:22 En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid van de Egyptenaren en was machtig in woorden en in daden.

Thema: God is almachtig

Thema: God weet alles

God is groter dan Satan: God is groter dan iedereen en alles. Niets en niemand kan God stoppen van wat Hij wil doen. Ondanks alles wat er gebeurt gaat Hij verder met het uitvoeren van Zijn plannen.

Romeinen 8:28.En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn.

Uit de geschiedenissen van de bijbel kunnen wij zien wat God heeft gedaan om ons van de macht van Satan te bevrijden.

Thema: God is betrouwbaar; Hij verandert nooit

Thema: God is liefdevol en genadig

D. Mozes, toen hij man werd

Mozes is een man geworden. De Israëlieten werden nog steeds gevangen gehouden door Farao, ze konden niet ontsnappen. Mozes probeerde hen te verlossen, maar dat lukte niet. Deze geschiedenis maakt ons duidelijk dat geen mens de Israelieten uit de macht van Farao kon bevrijden. Het kon niet uit eigen kracht van een mens of door heel ijverig en enthousiast te zijn. Alleen God kon de Israëlieten helpen.

Thema: De mens heeft God nodig

Net zoals de Israëlieten gevangen werden gehouden door Farao, worden wij, mensen als we nog niet gelovig zijn, gevangen gehouden door Satan. Wij kunnen onszelf ook niet uit zijn macht bevrijden.

E. Mozes zag de brandende braambos

Omdat Farao gehoord had dat Mozes een Egyptische bewaker had gedood, moest Mozes vluchten voor zijn leven. Hij ging naar Midijan en werd schaapherder.

Exodus 3
1 En Mozes hoedde het kleinvee van zijn schoonvader Jethro, de priester van Midian. Hij dreef het kleinvee tot voorbij de woestijn, en hij kwam bij de berg van God, de Horeb.

2 En de Engel van de HEERE verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. Hij keek toe, en zie, de doornstruik brandde in het vuur, maar de doornstruik werd niet verteerd.
3 Mozes zei: Laat ik nu naar dat indrukwekkende verschijnsel gaan kijken, waarom de doornstruik niet verbrandt.
4 Toen de HEERE zag dat hij ging kijken, riep God tot hem uit het midden van de doornstruik en zei: Mozes, Mozes! Hij zei: Zie, hier ben ik!
5 En Hij zei: Kom hier niet dichterbij. Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilige grond.
6 Hij zei verder: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes bedekte zijn gezicht, want hij was bevreesd God aan te kijken.
7 De HEERE zei: Ik heb duidelijk de onderdrukking van Mijn volk, dat in Egypte is, gezien en heb hun geschreeuw om hulp vanwege hun slavendrijvers gehoord. Voorzeker, Ik ken hun leed.
8 Daarom ben Ik neergekomen om het volk te redden uit de hand van de Egyptenaren, en het te leiden uit dit land naar een goed en ruim land, naar een land dat overvloeit van melk en honing, naar het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, de Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten.
9 Nu dan, zie, het geschreeuw om hulp van de Israëlieten is tot Mij gekomen. En Ik heb ook de onderdrukking gezien waarmee de Egyptenaren hen onderdrukken.
10 Nu dan, ga op weg. Ik zal u naar de farao zenden, en u zult Mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.
11 Mozes zei echter tegen God: Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?
12 En Hij zei: Voorzeker, Ik zal met u zijn, en dit zal voor u het teken zijn dat Ík u gezonden heb: Als u het volk uit Egypte geleid hebt, zult u God dienen op deze berg.
13 En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen?
14 En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.
15 Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie.
16 Ga, verzamel de oudsten van Israël en zeg tegen hen: De HEERE, de God van uw vaderen, is aan mij verschenen, de God van Abraham, Izak en Jakob. Hij zei: Ik heb zeker naar u omgezien en naar wat u in Egypte wordt aangedaan.
17 Daarom heb Ik gezegd: Ik zal u uit de onderdrukking van Egypte leiden naar het land van de Kanaänieten, de Hethieten, de Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten, naar het land dat overvloeit van melk en honing.
18 Dan zullen zij naar uw stem luisteren, en u zult gaan, u en de oudsten van Israël, naar de koning van Egypte, en u moet tegen hem zeggen: De HEERE, de God van de Hebreeën, is naar ons toe gekomen. Nu dan, laat ons toch drie dagreizen ver de woestijn intrekken, opdat wij de HEERE, onze God, offers brengen.
19 Maar Ík weet dat de koning van Egypte u niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand.
20 Daarom zal Ik Mijn hand uitstrekken en Egypte treffen met al Mijn wonderen die Ik te midden daarvan doen zal. Daarna zal hij u laten gaan.

We lazen over een droge braamstruik. Deze braambos was een gewone braambos: het bijzondere was dat het brandde maar niet verbrandde. Omdat God in het bos was, verbrandde het niet.

Thema: God is almachtig

Net zoals God in het bos was en ervoor zorgde dat het niet verbrandde, zo was God ook met Israël. Satan en Farao konden de Israëlieten niet vernietigen, uitroeien, zolang God met hen was.

F. God gaf Zijn boodschap aan Mozes

Psalm 115:3, Exodus 3:12.

God zei tegen Mozes dat hij z’n schoenen uit moest doen als een teken van eerbied en ontzag voor God, die de grote Schepper is. In de Bijbel wordt dit ook wel “de vreze des Heeren” genoemd. Blootvoets zijn was in die tijd een teken van nederigheid. Zo liet je zien: Ik erken dat U hoger, meer en veel belangrijker bent dan ik.

God is nog steeds Dezelfde. Wij hoeven niet onze sokken en schoenen uit te doen als we bidden of Bijbellezen of in een kerkdienst zitten. Het heeft iets te maken met heel ons leven van elke dag. Voor ons zijn er andere manieren waarop wij onze eerbied en ontzag voor de Heere kunnen laten zien. (Hoe is de houding van je hart en wat straal je uit als Gods Woord open gaat thuis of in een eredienst? Hoe is dat als er gebeden wordt of als je zelf bidt?)

God zei Mozes dat Hij hem uitgekozen had om de Israëlieten uit de slavernij van Egypte te leiden en hen terug te leiden naar het land dat God aan Abraham had gegeven.

Thema: God communiceert met de mens

Mozes’ plan om de Israëlieten te helpen in zijn eigen kracht, was niet gelukt. Hij wist nu dat hij niet in eigen kracht Israël uit Egypte kon leiden. Hij had de periode van veertig jaar (!) in de woestijn nodig gehad om deze les te leren.

We hebben dat net gelezen in Exodus 3:11 Mozes zei echter tegen God: Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?

God zei Mozes dat Hij met hem zou zijn en Hij gaf Mozes een teken; Hij zou Mozes weer terugbrengen op dezelfde berg waarop Mozes de brandende braamstruik gezien had, dit keer samen met het volk Israel.

G. “Ik ben”

Exodus 2:14.

Maar Mozes was nog steeds niet gerustgesteld. Zijn eigen volk had hem afgewezen, verworpen toen hij hen eerst probeerde te helpen. Hij vroeg zich af of zij hem zouden geloven als hij terug zou gaan naar hen. Dan zegt God: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden. Exodus 3:14.

De naam “IK BEN” heeft een diepe inhoud, een bijzondere lading. Het betekent dat God niets of niemand nodig heeft om te kunnen bestaan. Hij is nergens van afhankelijk. Farao, de Egyptenaren en zelfs Satan konden Gods mensen niet vasthouden als de Heere, de “Ik ben”, besloot om hen te bevrijden. En de naam “IK BEN” geeft ook aan dat God alles is wat wij nodig hebben. Als we bijvoorbeeld hulp nodig hebben, zegt God: “IK BEN”.

H. God wist wat de koning zou doen

God wist precies hoe de koning,de Farao van Egypte zou reageren. Hij vertelde Mozes gelijk al dat de koning het volk niet zou laten gaan. Hij zou het niet goed vinden. Maar ook dit was een deel van Gods plan, want op deze manier kon God Zijn grootheid in wonderen laten zien aan de gehele wereld. (We hebben dat gelezen in Exodus 3:19 en 20 onder kopje E).

God kent onze gedachten al lang van te voren. Hij weet alles over ons van onze geboorte tot onze dood en zelfs na onze dood. Zie ook Psalm 139 en:

Hebreeën 4:13 En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen.

Thema: God is altijd overal; Hij weet alles

I. God liet Aäron de assistent van Mozes zijn

Exodus 4:13, 14-17.

Mozes had nog een idee, een plan: Hij zei tegen de Heere dat Hij maar iemand anders die meer geschikt was dan hem moest sturen. God werd toen boos op Mozes, omdat hij in hoofdstuk 3 en 4 van Exodus telkens maar doorgaat om met God te discussiëren. Maar God is genadig en Hij beloofde dat Hij Aäron (Mozes’ broer) zou sturen om Mozes te helpen.

Thema: God is liefdevol en genadig

J. Mozes gehoorzaamde de Heere

Exodus 4:19 en 20, Exodus 4:27 en 28.

Ook verzekerde / garandeerde de Heere Mozes nog, dat de koning en alle anderen die hem wilden kwaad doen nu dood waren. Dat bemoedigde Mozes. De Heere hield Zich aan Zijn belofte en stuurde Aäron om hem te helpen. Aaron kreeg de taak van een advocaat; hij was eigenlijk de mond van Mozes. Zo werkten zij samen om de vrijlating te vragen van de Israëlieten.

Thema: God is betrouwbaar; Hij verandert nooit

K. Israël geloofde dat de Heere Mozes had gestuurd

Voordat Mozes en Aaron naar Farao gingen, riepen ze eerst het volk bijeen.

Exodus 4
29 Toen ging Mozes op weg, met Aäron, en zij verzamelden alle oudsten van de Israëlieten.
30 Aäron sprak al de woorden die de HEERE tot Mozes gesproken had, en deed de tekenen voor de ogen van het volk.
31 Het volk nu geloofde. Toen zij hoorden dat de HEERE naar de Israëlieten omgezien had en dat Hij hun onderdrukking gezien had, knielden zij en bogen zij zich neer.

De Israëlieten geloofden Gods Woord dat Hij aan Mozes gegeven had. Zij waren dankbaar, dat de Heere hun geroep om bevrijding had gehoord. De Israëlieten waren wijs om Gods Woord te geloven. De Heere kan die mensen en kinderen die niet in Hem willen geloven niet helpen.

Thema: De mens moet geloof hebben om bij God te kunnen komen en behouden te worden

God ging bevrijding brengen aan de Israëlieten. En uiteindelijk door hen ook aan ons!

We zullen meer over Gods bevrijding aan Israël in de volgende les gaan leren.

Vragen

  1. Waarom maakte de Farao de Israëlieten tot slaven?
    antw. Omdat de Israëlieten een groot volk waren geworden en de Farao bang was dat ze een keer tegen hem zouden opstaan.
  2. Wie was het eigenlijk die de Farao in zijn gemene plannen leidde?
    antw. De satan leidde Farao, omdat hij niet wilde dat de Verlosser geboren zou worden.
  3. Wie gebruikte de Heere om Mozes te beschermen?
    antw. De zus van Mozes: Mirjam en ook de dochter van de Farao.
  4. Waarom liet God toe dat Mozes door Farao’s dochter geadopteerd werd?
    antw. Omdat het Gods plan was om Mozes te gebruiken om de Israëlieten te bevrijden.
  5. Kon Mozes zelf de Israëlieten bevrijden uit de slavernij van Farao?
    antw. Nee dat kon Mozes niet in eigen kracht.
  6. Waarom verbrandde de brandende braambos niet?
    antw. De brandende braambos verbrandde niet omdat God in de braambos was.
  7. Wat was de eerste opdracht die de Heere Mozes gaf bij de brandende braamstruik?
    antw. Mozes moest zijn schoenen uitdoen uit eerbied en ontzag voor de Heere.
  8. De Heere beloofde iemand met Mozes mee te sturen. Wie?
    antw. Aäron, de broer van Mozes mocht mee.
  9. Wat deden de Israëlieten toen Mozes hen vertelde wat God had gezegd?
    antw. Zij waren dankbaar dat God eindelijk hun roepen om bevrijding had gehoord en zij geloofden Gods Woord.

Aanvullend gespreksonderwerp “vreze des Heeren”:
Lees de volgende Bijbelteksten en praat daar samen over door:

Handelingen 9:31 De gemeenten dan in heel Judea, Galilea en Samaria hadden vrede en werden opgebouwd; en zij wandelden in de vreze des Heeren en de vertroosting door de Heilige Geest en namen in aantal toe.
Kolossenzen 3:22 Slaven, wees in alles uw aardse heren gehoorzaam, niet met ogendienst als om mensen te behagen, maar oprecht van hart, in het vrezen van God.
Spreuken 8:13 De vreze des HEEREN is het kwade te haten; hoogmoed, trots en de verkeerde weg en een mond vol verderfelijke dingen haat Ik.