Een vast fundament

Les 18

God zond plagen voor Egypte, maar ging aan Israel voorbij

Deel 1 van deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

Deel 2 van deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

Deze les begint met de Israëlieten in slavernij in Egypte. De Israëlieten zijn een soort werkende gevangenen. Ze mogen niet meer zelf kiezen wat ze willen doen of waar ze heen gaan. Andere mensen beslissen over hun leven.

Als je vader of moeder ergens werkt, dan is dat anders dan slaaf zijn. Er zijn afgesproken uren om te werken. Er is afgesproken dat er geld wordt gegeven voor het werk dat je vader of moeder doet. Het kan ook zijn dat er een keer een wisseling van werk is. Daarin zijn mensen vrij. Maar dat was voor de Israëlieten niet zo. Ze moesten hard werken, kregen geen of veel te weinig geld en waren gevangenen van de Farao en andere mensen in Egypte.

Wij zijn vast niet zo als de Israëlieten in slavernij geweest. Het is moeilijk in te denken hoe de mensen zich gevoeld moeten hebben.

In de Bijbel lezen we ook hoe mensen slaven van de zonde kunnen zijn.

Romeinen 6:6 Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen.

Hoe we ook ons best doen, we doen telkens maar weer zonde.

Laten we gaan kijken hoe God de Israëlieten bevrijdde en wat we daarvan kunnen leren.

A. Farao wil God niet gehoorzamen

Exodus 5
1 Daarna kwamen Mozes en Aäron en zeiden tegen de farao: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Laat Mijn volk gaan om voor Mij een feest te vieren in de woestijn.
2 Maar de farao zei: Wie is de HEERE, naar Wiens stem ik zou moeten luisteren door Israël te laten gaan? Ik ken de HEERE niet en ik zal Israël ook niet laten gaan.

Thema: God heeft persoonlijk contact met de mens

God gebruikte Mozes en Aäron om tot de koning van Egypte te spreken, maar Farao wil de opdracht van God niet gehoorzamen. Hij zegt: Ik ken die God niet.

De enige echte God werd in Egypte niet aanbeden. Dat wat God gemaakt had, daar gingen ze in Egypte voor bidden en buigen. Een grote belangrijke rivier, de zon, maan en heel veel dieren dàt waren hun goden. Ook de koning van Egypte, de Farao, werd als een god vereerd.

(zie ter info het toegevoegde schema aan het eind van de les)

De meeste mensen in de wereld toen, wilden de enige God niet dienen. En ze begrepen niet meer wie Hij was. Omdat ze God niet wilden kennen, liet God toe dat ze valse goden aanbaden. Dat was al zo in de tijd voordat het volk Israël in Egypte was. Dat was ook zo in de tijd van Abraham. Daarom riep God Abraham en maakte hem de vader van het volk Israël.

Zo kon God door Israël een groep mensen bewaren die Hem ècht kende. Door het volk Israël wilde God Zichzelf aan alle andere mensen laten zien. Het was nooit Gods plan om maar een klein deel van alle mensen, alleen het volk Israël te verlossen.
Psalm 67
1 Een psalm, een lied, voor de koorleider, bij snarenspel.
2 God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aangezicht over ons lichten.
3 Dan zal men op de aarde Uw weg kennen, onder alle heidenvolken Uw heil.
4 De volken zullen U, o God, loven; de volken zullen U loven, zij allen.
5 De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat U de volken rechtvaardig zult oordelen;de natiën op de aarde zult U leiden.
Jesaja 49:6 Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.

B. God liet door een dwarse ongehoorzame Farao zien aan Israël dat Hij hun God was

De groep Israëlieten (de generatie van Israëlieten) die in Egypte woonde toen Mozes daar terugkwam, had nooit iets gezien van Gods grootheid en macht. Deze Israëlieten hadden de verhalen gehoord over Abraham die geroepen was, over de wonderlijke geboorte van Izaäk, over Jozef die als onderkoning de familie en nakomelingen van Jacob van de hongerdood gered had. Ze hadden over de Heere gehoord, wat Hij allemaal gedaan had.

Nu ging de Heere de opstandige Farao gebruiken om Zijn macht te laten zien aan Israël en aan de hele wereld, zodat iedereen zou weten dat Hij nog steeds de almachtige God was, die verlossen wil.

Zie Romeinen 9:17.

Romeinen 9:17 Want de Schrift zegt tegen de farao: Juist hiertoe heb Ik u verwekt: dat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en dat Mijn Naam verkondigd zou worden op de hele aarde.

In Exodus 6:6 en 7 zegt God over Israel:

Exodus 6:6-7 Ik zal u tot Mijn volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn. Dan zult u weten dat Ik de HEERE, uw God, ben, Die u uitleidt van onder de dwangarbeid van de Egyptenaren. Ik zal u brengen in het land waarvoor Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak en Jakob geven zou. Ik zal het u in erfelijk bezit geven, Ik, de HEERE.

God wilde ook de Egyptenaren laten zien dat Hij alleen de echte en enige levende God is. De goden waarin zij vertrouwden zouden hen niet kunnen beschermen tegen de God van Israël. Omdat Farao van te voren beslist had om tegen God te vechten, koos God ervoor om deze goddeloze koning te gebruiken om Zijn grote macht te laten zien.

Ook laat God in de geschiedenis waar we ons nu in gaan verdiepen zien dat al diegenen die zich tegen Hem verzetten heel erg gestraft zullen worden. Zij zullen geoordeeld worden en kunnen daar niet aan ontsnappen.

Dit moet een waarschuwing voor ons zijn. Wij kunnen niet tegen God vechten en aan Zijn straf ontkomen.

In Exodus 7:4 en 5 vertelt God tegen Mozes:
4 De farao zal niet naar u luisteren, maar Ik zal Mijn hand op Egypte leggen en Mijn legers, Mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte wegleiden onder zware strafgerichten.
5 Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn hand over Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid.

C. De Heere stuurde negen plagen over Egypte

Zie Exodus 7:14 tot 10:29, Psalm 105:26-36.

Omdat de koning van Egypte de Israëlieten niet los wil laten, begon de Heere Zijn grote macht te laten zien. Vanwege de tijd zullen we niet al de details lezen van wat er gebeurde. We gaan er in vogelvlucht overheen, zoals dat wel gezegd wordt.

Eerst veranderde de Heere het water in bloed. Daarna stuurde Hij plagen van kikkers, luizen en vliegen. Vervolgens zorgde God ervoor dat het vee van de Egyptenaren ziek werd. Daarna zorgde God ervoor dat de Egyptenaren verschrikkelijke zweren kregen. God stuurde een hagelstorm, een plaag van sprinkhanen en drie dagen van donkerheid overal waar de Egyptenaren woonden.

Door de plagen liet God de Egyptenaren zien dat ze verkeerde goden hadden, zoals bijvoorbeeld hun kikkergod, hun stormgod, de Nijlgod, enzovoorts. Deze goden, die de Egyptenaren in die tijd aanbaden, konden hen niet beschermen.

God beschermde de Israëlieten voor deze plagen. Niet omdat zij geen zondaars waren. Hij beschermde hen omdat Hij vol liefde en genadig is.

Thema: God is liefdevol en genadig

God beschermde de Israëlieten ook omdat Hij Zijn beloften aan Abraham, Isaäk en Jakob niet vergeten had. God koos Abraham en beloofde, dat Hij hem zou zegenen en zijn nakomelingen tot een groot volk zou maken en beloofde dat Hij hun God zou zijn.

Thema: God is betrouwbaar; Hij verandert nooit

God beschermde de Israëlieten ook zodat de koning van Egypte zich zou realiseren dat de God van Israël de enige, ware en levende God was.

Thema: God is een superieure alleenheerser

Dit betekent: God is de hoogste alleen regerende macht.

Met alle plagen was er een zelfde reactie:

  1. Iedere keer dat de Heere een plaag stuurde, riep Farao Mozes en vroeg hem om de plaag te doen ophouden.
  2. Farao beloofde dan dat hij dan Israël zou laten gaan.
  3. Als Farao zei dat hij de Israëlieten zou laten gaan, stopte God de plaag.
  4. Maar zodra de Heere de plaag stopte, verharde Farao zijn hart en liet de Israëlieten toch niet vertrekken.
  5. Iedere keer dat Farao dit deed, werd hij meer verhard.

Alhoewel God al negen verschrikkelijke plagen gestuurd had, weigerde de koning van Egypte nog steeds om de Heere te gehoorzamen en de Israëlieten te laten gaan. God wist de hele tijd al dat Farao hardnekkig zou zijn en zou weigeren de Israëlieten te laten gaan. Zelfs voordat Hij Mozes terugzond naar Egypte, had God Mozes verteld dat dit zou gebeuren.

Thema: God is altijd overal; Hij weet alles

Het was Gods plan om de nakomelingen van Abraham te bevrijden. Deze goddeloze koning kon dit plan van God niet tegenhouden.

De Heere wist dat er nog één plaag nodig was. Na deze laatste plaag konden de Israëlieten gaan. In Exodus 11:1 staat: De HEERE had tegen Mozes gezegd: Nog één plaag zal Ik over de farao en Egypte brengen en daarna zal hij u vanhier laten gaan. Als hij u allemaal laat gaan, zal hij u vanhier haastig verdrijven.

En in Exodus 11:4-7 vertelt Mozes over de laatste plaag:
4 En Mozes zei: Zo zegt de HEERE: Omstreeks middernacht zal Ik uittrekken door het midden van Egypte
5 en alle eerstgeborenen in het land Egypte zullen sterven, van de eerstgeborene van de farao af, die op zijn troon zitten zou, tot de eerstgeborene van de slavin die achter de handmolen zit, en alle eerstgeborenen van het vee.
6 Er zal een luid geschreeuw zijn in heel het land Egypte, zoals er nog nooit geweest is en zoals er ook nooit meer zijn zal.
7 Maar bij alle Israëlieten zal nog geen hond zijn tong roeren tegen mens of dier. Zo zult u weten dat de HEERE onderscheid maakt tussen de Egyptenaren en de Israëlieten.

E. De opdracht van de Heere aan Mozes

God vertelde Mozes hoe de Israëlieten zich moesten voorbereiden op de laatste en verschrikkelijkste plaag. De Israëlieten waren ook zondaars en verdienden het ook om te sterven voor hun zonden. Zij zouden ook hebben geleden door deze laatste verschrikkelijke plaag als de Heere niet genadig was geweest.

Thema: God is liefdevol en genadig

God herinnerde zich Zijn beloften aan Abraham, Isaäk en Jacob. God had beloofd dat Hij de nakomelingen van Abraham terug zou brengen naar het land dat Hij hen gegeven had.

Genesis 15
13 Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken.
14 Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken.
15 Maar ú zult in vrede tot uw vaderen heengaan; u zult in goede ouderdom begraven worden.
16 De vierde generatie zal hier terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol.

Thema: God is betrouwbaar; Hij verandert nooit

De Heere zei tegen Mozes wat de Israëlieten doen moesten om hun eerstgeboren kinderen van de dood te redden (het hele betreffende Bijbelgedeelte staat hieronder afgedrukt, men kan ook kiezen om dit eerst helemaal te lezen als de kinderen onbekend zijn met de geschiedenis of bijzondere details daaruit.)

  1. Ze moesten een perfect lam kiezen. Zie Exodus 12:1-5. Het hoofd van ieder huis, de vader, moest een lam of geit kiezen. Het moest volkomen zijn, net als de ram die Abraham offerde in plaats van Isaäk.
  2. Zie Exodus 12:6. Het lam moest bewaard worden tot de dag die door de Heere aangewezen was, het was de veertiende dag van de maand. Op die dag moesten ze het lam ’s avonds doden en het bloed opvangen. Het lam moest sterven. Zijn bloed, waarin het leven was, moest vloeien, eruit stromen. Dit was om de Israëlieten eraan te herinneren dat de straf voor de zonde dood is. Net zoals de ram in de plaats van Isaäk stierf, stierven de lammeren in de plaats van de eerstgeborenen van Israel.
  3. Ze moesten het bloed aan de beide deurposten en boven de deur smeren. Zie Exodus 12:7. God zei de Israëlieten dat ze het bloed tijdens het slachten moesten opvangen. Daarna moesten ze een klein takje van een bepaalde struik nemen en het in het bloed dopen. Dit bloed moesten ze aan de deurposten doen en boven de deur van het huis waar ze die nacht het lam gingen eten. Het was het bloed van het lam aan de deurpost, dat de eerstgeborene (de oudste zoon) van Gods oordeel zou redden.
  4. Ze moesten ìn het huis blijven waaraan ze het bloed hadden gesmeerd. Ze mochten het huis niet verlaten tot de volgende ochtend. Zie Exodus 12:22. Het was alsof ze zich moesten verbergen achter de dood en het bloed van het lam. Alleen op deze manier kon hun eerstgeborene worden gered.
  5. Ze mochten niet één van de beenderen, van de botten, van het lam breken terwijl ze het doodden of aten. Zie Exodus 12:46.

Dit waren Gods opdrachten, aanwijzingen, aan Israël. Ze moesten alles precies zo doen zoals de Heere Mozes verteld had.

God is nog steeds dezelfde, Hij is niet veranderd. We kunnen niet tot God komen volgens onze eigen ideeën en plannen. We kunnen alleen tot God komen op de manier die God ons vertelt.

F. De belofte van de Heere aan de Israëlieten

God beloofde de Israëlieten dat wanneer Hij het bloed aan hun huizen zag, Hij niet zou toestaan dat de verschrikkelijke plaag hen zou treffen. Zie Exodus 12:12-24. In vers 13b van dit hoofdstuk zegt God: “Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan.”

Exodus 12
1 De HEERE zei tegen Mozes en tegen Aäron in het land Egypte:
2 Deze maand zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor u de eerste zijn van de maanden van het jaar.
3 Spreek tot heel de gemeenschap van Israël: Op de tiende dag van deze maand moet ieder voor zich een lam per familie nemen, een lam per gezin.
4 Maar als het gezin te klein is voor een lam, dan moet hij er samen met de buurman, die het dichtst bij zijn gezin woont, één nemen, overeenkomstig het aantal personen. U moet bij het lam rekening houden met wat ieder eten kan.
5 U moet een lam zonder enig gebrek hebben, een mannetje van een jaar oud. U moet het van de schapen of van de geiten nemen.
6 U moet het in bewaring houden tot de veertiende dag van deze maand, en heel de verzamelde gemeenschap van Israël zal het slachten tegen het vallen van de avond.
7 En zij zullen van het bloed nemen en het aan de beide deurposten strijken en aan de bovendorpel, aan de huizen waarin zij het eten zullen.

12 Want Ik zal in deze nacht door het land Egypte trekken en alle eerstgeborenen in het land Egypte treffen, van de mensen tot het vee. En Ik zal aan al de goden van de Egyptenaren strafgerichten voltrekken, Ik, de HEERE.
13 En het bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan en er zal geen plaag onder u zijn die verderf teweegbrengt, als Ik het land Egypte zal treffen.
14 Deze dag moet voor u een gedenkdag worden. U moet hem vieren als een feest voor de HEERE. U moet hem vieren als een eeuwige verordening, al uw generaties door.
15 Zeven dagen moet u ongezuurde broden eten. Meteen op de eerste dag moet u het zuurdeeg uit uw huizen wegdoen, want ieder die iets gezuurds eet, van de eerste tot de zevende dag, die persoon moet uit Israël worden uitgeroeid.
16 Op de eerste dag moet er een heilige samenkomst zijn, en ook moet u een heilige samenkomst hebben op de zevende dag. Geen enkel werk mag op die dag gedaan worden. Alleen dat wat door iedere persoon gegeten wordt, mag door u klaargemaakt worden.
17 Neem dan het feest van de ongezuurde broden in acht, want op deze zelfde dag zal Ik uw legers uit het land Egypte geleid hebben. Daarom moet u deze dag in acht nemen als een eeuwige verordening, al uw generaties door.
18 In de eerste maand moet u ongezuurde broden eten vanaf de avond van de veertiende dag van de maand tot de avond van de eenentwintigste dag van de maand.
19 Zeven dagen lang mag in uw huizen geen zuurdeeg gevonden worden, want ieder die iets gezuurds zal eten, die persoon moet uit de gemeenschap van Israël uitgeroeid worden, of hij nu een vreemdeling is of een ingezetene van het land.
20 U mag niets eten wat gezuurd is. In al uw woongebieden moet u ongezuurde broden eten.
21 Toen riep Mozes al de oudsten van Israël bijeen en zei tegen hen: Kies uit, en neem voor uzelf kleinvee voor uw gezinnen, en slacht het paaslam.
22 Neem dan een bosje hysop en doop het in het bloed dat in een schaal is, en strijk van het bloed dat in de schaal is, op de bovendorpel en op de beide deurposten. Maar wat u betreft, niemand mag de deur van zijn huis uit gaan, tot de volgende morgen.
23 Want de HEERE zal het land doortrekken om Egypte te treffen, maar als Hij het bloed zal zien op de bovendorpel en op de beide deurposten, dan zal de HEERE de deur voorbijgaan en de verderver niet toestaan om uw huizen binnen te komen om u te treffen.
24 Houd dit als verordening voor u en uw kinderen, tot in eeuwigheid.

29 En het gebeurde te middernacht dat de HEERE alle eerstgeborenen in het land Egypte trof, vanaf de eerstgeborene van de farao, die op zijn troon zou zitten, tot aan de eerstgeborene van de gevangene, die zich in de gevangenis bevond, en alle eerstgeborenen van het vee.
30 Toen stond de farao 's nachts op, hij en al zijn dienaren en alle Egyptenaren. En er was een luid geschreeuw in Egypte, want er was geen huis waarin geen dode was.
31 En hij riep Mozes en Aäron in de nacht, en zei: Sta op, ga weg uit het midden van mijn volk, zowel u als de Israëlieten, en ga weg, dien de HEERE, zoals u gesproken hebt.
32 Neem zowel uw kleinvee als uw runderen mee, zoals u gesproken hebt, en ga heen. Maar zegen ook mij!
33 De Egyptenaren drongen sterk aan bij het volk, om het snel uit het land te laten gaan, want zij zeiden: Wij gaan anders allemaal sterven!
34 Toen pakte het volk zijn deeg op nog vóór het gezuurd was. Hun baktroggen waren in hun kleren op hun schouders gebonden.
35 De Israëlieten hadden gedaan overeenkomstig het woord van Mozes en hadden van de Egyptenaren zilveren voorwerpen, gouden voorwerpen en kleren gevraagd.
36 Bovendien had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen van de Egyptenaren, zodat zij hun het gevraagde gaven. Zo beroofden zij de Egyptenaren.

46 In één huis moet het gegeten worden. U mag van het vlees niets uit het huis naar buiten brengen, en u mag er geen been van breken.

Thema: De mens kan alleen bij God komen als hij doet volgens Gods wil en plan

De Israëlieten moesten geloven en vertrouwen dat God hun eerstgeborenen zou laten leven als Hij het bloed aan de deurposten van hun huizen zag. Lees maar wat er staat in Exodus 12:28: De Israëlieten gingen weg en deden zoals de HEERE Mozes en Aäron geboden had, zo deden zij.

Thema: De mens moet geloof hebben om bij God te kunnen komen en behouden te worden

G. Alle eerstgeborenen van de Egyptenaren stierven

Exodus 12:29 en 30.

Ieder eerstgeboren Egyptisch kind en de eerstgeborenen van de dieren van de Egyptenaren stierven. De straf voor de zonde is de dood. Maar we moeten eraan denken dat de straf voor de zonde niet alleen een lichamelijke dood is, maar ook een geestelijke dood, eeuwige scheiding van God in de poel van vuur.

Thema: God is heilig en rechtvaardig; Hij eist dood als betaling voor zonde

De Heere ging door Egypte zoals Hij gezegd had dat Hij zou doen. Hij doet altijd wat Hij zegt. Hij dreigt niet alleen (zoals ouders soms doen). Als God besluit zondaars te straffen, is er geen ontsnapping mogelijk.

Zie ook Hebreeën 2:2 en 3.
2 Want als het woord dat door engelen gesproken werd, al bindend was en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontving,
3 hoe zullen wij dan ontvluchten, als wij zo'n grote zaligheid veronachtzamen, die in het begin door de Heere is verkondigd, en die aan ons is bevestigd door hen die Hem gehoord hebben.

Thema: God is betrouwbaar; Hij verandert nooit

Omdat de Israëlieten het bloed aan hun huizen hadden gedaan en zo God gehoorzaamden, stierf geen van hun eerstgeborenen. God zei dat Hij ieder huis, waaraan het bloed was, voorbij zou gaan en Hij deed dat ook. Als sommigen van de Israëlieten niet hadden gedaan wat God hen gezegd had, waren hun eerstgeborenen ook gestorven.

Zie ook Deuteronomium 7:9 en 10.
9 Daarom moet u weten dat de HEERE uw God is. Hij is dé God, de getrouwe God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor wie Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen, tot in duizend generaties.
10 En Hij doet vergelding aan ieder van hen die Hem haten, door hem om te doen komen, hem persoonlijk; Hij zal tegenover wie Hem haat niet aarzelen. Hij zal aan hem vergelding doen, aan hem persoonlijk.

Thema: De mens kan alleen bij God komen als hij doet volgens Gods wil en plan

H. Farao zei de Israëlieten dat ze moesten gaan

Farao riep Mozes die nacht en vertelde hem dat hij de Israëlieten uit Egypte moest leiden. Farao dacht dat hij tegen God kon vechten maar hij kon het niet. Zie Exodus 12:31-36.

Wij moeten God niet weigeren zoals Farao deed.

God is niet veranderd:

  1. Hij wil dat wij Hem geloven
  2. Hij oordeelt nog steeds de zonde
  3. Hij houdt zijn beloften

God zal hen straffen die tegen Hem vechten, maar geeft genade aan hen die in Hem geloven.

Vragen

  1. Hoe had God bedacht om de “slechte” farao te gebruiken?
    Antw: God wilde deze trotse heerser gebruiken om aan iedereen te laten zien dat de God van Israël de enige ware, levende God is. Hij is almachtig.
  2. Hoe liet de Heere Zijn macht en kracht zien?
    Antw: De Heere stuurde grote vreselijke plagen onder de Egyptenaren.
  3. Hadden de Israëlieten Gods grootheid en kracht voor die tijd gezien?
    Antw: Nee, ze hadden er alleen over gehoord.
  4. Wat gebeurde er met de Farao elke keer als hij weigerde de Israëlieten te laten gaan?
    Antw: Zijn hart werd meer verhard en hij werd trotser op zichzelf.
  5. Verdienden de Israëlieten het om door God beschermd te worden (tegen de plagen)?
    Antw. Nee, zij waren ook zondaars en verdienden ook Gods oordeel en straf.
  6. Wat was het laatste oordeel en de laatste straf die God stuurde voor de Egyptenaren?
    Antw. God stuurde een plaag die alle eerstgeborenen in elke Egyptische family doodde. Ook alle eerstgeborenen van het vee, hun dieren, werden gedood.
  7. Wat zou er zijn gebeurd als de Israëlieten niet precies alles gedaan zouden hebben, wat God hun opgedragen had (wat God gezegd had dat zij moesten doen)?
    Antw. Dan zouden hun eerstgeborenen ook gedood worden.
  8. Wie is de Enige die ons kan vertellen hoe we tot God kunnen komen en hoe God ons zal accepteren?
    Antw. Dat is God Zelf.
  9. Wat gebeurde er in de Egyptische huizen?
    Antw. God doodde de eerstgeborene van elke family.
  10. Wat gebeurde er met de Israelieten?
    Antw. Al hun kinderen waren veilig. Niemand van hen stierf.

Bijlage

Lijst met plagen in vergelijking met Egyptische goden

Alle goden van Egypte worden door wat God doet volkomen belachelijk gemaakt! Ze konden er niet tegenop!

Plaag Schriftplaats Egyptische godheid
1 Nijl veranderde in bloed Ex. 7:14-25 Chunum: hoeder van de Nijl
Hapi: geest van de Nijl
Osiris: de Nijl is zijn bloedstroom
2 Kikkers Ex. 8:1-15 Heqet: godin met kikvorsenkop, godin van de opstanding, vrouw van Chunum
3 Steekmuggen Ex. 8:16-19 Bes (een van de oudste goden): beschermer tegen wilde dieren, slangen en insecten
4 Vliegen Ex. 8:20-32 Bes (zie hierboven)
5 Runderpest Ex. 9:1-7 Hathor: moedergodin in de vorm van een koe, dochter van Ra (of Re, de zonnegod)
Apis: stier van de god Ptah. Symbool van de vruchtbaarheid
Mer-Wer: heilige stiergod van Heliopolis
6 Zweren Ex. 9:8-12 Imhotep: godin van de geneeskunde
Sechmet: schutspatroon van de artsen
7 Hagel
De graanoogst werd vrijwel geheel vernietigd
Ex. 9:13-35 Nut: godin van de hemel
Seth: beschermer van de oogst
Nepri: godheid van het graan
8 Sprinkhanen Ex. 10:1-20 Nut: zie hierboven
Seth: zie hierboven
Nepri: zie hierboven
9 Duisternis Ex. 10:21-29 Ra, Aton, Atum, Horus: Allen zonnegoden
10 Dood van de eerstgeborenen Ex. 11:1-12 Isis: godin van het leven
Osiris: de levengever, de god van Farao